Nieuwsbrief november 2014

Paratyfusmanagement

De afgelopen jaren heb ik regelmatig aandacht besteed aan het onderwerp paratyfus. In deze tijd van het jaar blijft het echter het voornaamste onderwerp waar vragen over gesteld worden. In andere artikelen en nieuwsbrieven heb ik de symptomen reeds diverse keren uitgebreid besproken. Ik wil me in dit artikel dan ook vooral beperken tot het managen van deze complexe aandoening.

Paratyfus is een aandoening die veroorzaakt wordt door Salmonella typhimurium var. Copenhagen. In de kliniek krijg ik wel vaker opmerkingen van liefhebbers dat ze overtuigd zijn de ziekte opgelopen te hebben via bijvoorbeeld de kippen van de buurman. Daarbij gaan deze liefhebbers er dan aan voorbij dat de stam van de Salmonella die de duiven aan kan tasten soort specifiek is.

De Salmonella is een bacterie die het afweersysteem van de duiven voor grote problemen kan stellen. Ik heb deze bacterie, samen met de Stafylokok, dan ook wel vergeleken met een sluipmoordenaar. Deze bacteriën kunnen reeds langere tijd aanwezig zijn voordat problemen zich manifesteren. De bacterie zaagt aan de stoelpoten van het afweerorgaan, totdat er zich uiteindelijk problemen kunnen gaan voor doen. Zoals gezegd kan de bacterie dan al langere tijd geruisloos aanwezig zijn.

Voorkomen

Nu, in het najaar, worden de meeste mestkweken gedaan om te zien of er een besmetting van paratyfus aanwezig is. De herfst is dan ook de beste tijd van het jaar om dit te doen. Immers, doordat de duiven in deze tijd van het jaar doorgaans geen medicijnen meer krijgen, wordt de infectie niet onder het tapijt geveegd. Het geven van antibiotica zorgt er doorgaans voor dat de bacterie tijdelijk niet in de mest aantoonbaar is. De herfst is ook de tijd van het jaar dat de weerstand van de duiven behoorlijk onder druk kan staan door de rui, maar ook door de vaak matige weersomstandigheden in deze tijd.

Als de bacterie al makkelijk aantoonbaar is, dan is het wel in deze periode. Het beste kan mest van een dag of vijf verzameld worden, omdat de bacterie bij dragers niet altijd in de mest teruggevonden kan worden vanwege de wisselende uitscheiding.

We hebben de onderzoeken naar de aanwezigheid van de bacterie in de kliniek uitgebreid middels nog gevoeliger testen. Dat zorgt er voor dat we meer besmettingen vinden dan vroeger. Maar zelfs met deze betere testen vinden de bacterie momenteel slechts in ca 10% van de ingezonden monsters. Nu kan men dit een hoog percentage vinden, maar men moet daarbij wel bedenken dat de mestmonsters die we ter onderzoek aangeboden krijgen voornamelijk komen van liefhebbers die zelf al vinden dat hun duiven slechte mest produceren of niet in goeden doen zijn. Het betreft dus geen representatieve steekproef.

Kuren?

Aan de andere kant zijn er ook liefhebbers bij die de natuurlijke weerstand van de duiven ondersteunen met bijvoorbeeld SGR. Bij die liefhebbers wordt slechts bij grote uitzondering een salmonella bij de duiven aangetoond in de mest. We mogen, gelet op de praktijkonderzoeken voorzichtig stellen dat er aanzienlijk wat hokken zijn waar uitscheiding in de mest voorkomt. Toch blijkt ook duidelijk dat het overgrote deel van de hokken hier dus geen last van heeft. In dat licht bezien is de vraag gerechtigd of het nu absoluut nodig is om ieder najaar ‘preventief’ een kuur te geven tegen paratyfus. Zeker als we bedenken, dat een ruime maand na het einde van de kuur, bij de meeste hokken waar de dragers zitten, de uitscheiding via de mest vrolijk opnieuw begint. Ik denk dan ook dat het ergens een zinloze exercitie is. Als men daarbij bedenkt dat deze uitscheiding in de praktijk tot bijna nihil wordt gereduceerd bij liefhebbers die extra aandacht aan de ondersteuning van de weerstand geven, dan is de vraag gerechtigd of men het kruit niet beter droog kan houden tot er echt problemen zijn. Maar oude gewoontes laten zich moeilijk herzien. Zeker in de duivensport.

Regels

De overheid is zoals bekend de piketpaaltjes aan het verzetten ten aanzien van de mogelijkheden tot het gebruik van antibiotica. Ook in dat licht bezien zou men er in de duivensport verstandig aan doen om zich te bezinnen op de (vaak onnodige) toepassing van preventieve paratyfuskuurtjes in het najaar.

Als ik liefhebbers overtuig dat het doorgaans water naar de zee dragen is, dan hoor ik van deze liefhebbers vaak genoeg na een tijd dat ze inderdaad geen verschil zagen in hun kweekresultaten en dergelijke. Maar ja, de macht der gewoonte is toch veelal sterker dan het gezonde verstand. De angst voor slechte kweekresultaten drijft veel liefhebbers tot het steeds maar weer geven van de paratyfuskuur in het najaar. Het argument is dan steeds dat de kweek juist zo goed verloopt daardoor.

Als men een slechte kweek heeft dan hoeft dit niet uitsluitend door paratyfus veroorzaakt te worden. Er zijn meerdere bacteriën die hierbij een oorzakelijke rol kunnen spelen, maar ook virussen. In die gevallen kan het zijn dat het geven van een antibioticumkuur zijn nut kan bewijzen. Simpelweg omdat de infectiedruk in de breedte omlaag gebracht wordt. Niet uitsluitend de infectiedruk van de paratyfusbacil. Maar is het dan, zoals eerder gezegd, niet verstandiger om de weerstand te helpen verhogen? Duiven die voldoende weerstand hebben hoeven weinig tot geen hinder te hebben van deze bacterie, noch van andere.

De vitaliteit van de duiven gaat, bij ondersteuning van de weerstand in zijn geheel omhoog en de goede darmbacteriën worden niet afgedood door de antibiotica.

Onderzoek, mede door een microbioloog uit New York, professor Martin Blaser, bracht aan het licht dat na iedere antibioticakuur enkele soorten goede darmbacteriën definitief uit de darmflora verdwijnen. Op termijn is men dus niet goed bezig door geregeld antibiotica te verstrekken. Voorts komt uit onderzoek steeds vaker naar voren, dat onze darmflora een rol speelt bij het tot volle wasdom brengen van ons afweersysteem. Populair gezegd zorgt de darmflora er voor dat het afweerorgaan volwassen kan worden. De inzichten nemen verder toe dat het veelvuldig verstekken van antibiotica aan jonge wezens de ontwikkeling van het afweersysteem wel eens zou kunnen afremmen en beperken. Het zou zo maar eens kunnen dat we op die manier dus echt het paard achter de wagen aan het spannen zijn. Maar ook hier is de grootste tegenkracht wederom de macht der gewoonte. Een tegenkracht, die de acceptatie van nieuwe inzichten vertraagt.

Besmet en dan?
We vinden dus ieder jaar een aantal hokken waar de duiven besmet zijn met deze bacterie. In deze gevallen is het belangrijk om een aantal maatregelen te nemen, om zo de infectiedruk en de uitscheiding bij de duiven zo veel mogelijk in te dammen. Uitsluitend medicatie geven, is, zoals eerder aangegeven gewoon water naar de zee dragen. We zagen immers dat de uitscheiding na een dikke maand vrolijk opnieuw van start kan gaan. Toch is het geven van een goede kuur dan wel belangrijk. Voldoende lang en voldoende hoog gedoseerd.
Maar daar mag het niet bij blijven. Daar hoort bij dat het hok grondig gereinigd en ontsmet wordt met een effectief middel. Zelf adviseren we dan de Virkon S voor dit doel. De ontsmetting kan dan routinematig enige tijd herhaald worden. Praktijkervaring leert door de jaren heen immers, dat zelfs hokken die langere tijd leeg hebben gestaan, vanwege de paratyfus, na herbezetting soms toch weer snel nieuwe gevallen van Paratyfus laten zien. De Salmonella bacterie moet gewoon niet onderschat worden. Aan de andere kant is er geen reden voor paniekvoetbal. Gewoon met gezond verstand te werk gaan. Na een grondige kuur de duiven inenten tegen deze bacterie is bij uitscheiders in de mest ook noodzakelijk. Dit zal men dan gedurende langere tijd op strategische momenten moeten blijven herhalen door de jaren heen. Een keer enten lost het probleem niet op, net zoals een eenmalig kuurtje of een eenmalige ontsmetting van het hok dit niet zal doen.

Weerstandverhoging
Naast eerder genoemde maatregelen om de ergste nood te verhelpen bij een uitbraak is het van belang om vanaf nu aandacht te besteden aan de weerstand en zich te verdiepen in de mogelijkheden die er inmiddels zijn. Er zijn meerdere firma’s die hierbij ondersteunende preparaten op de markt gebracht hebben. Maar als men de moeite wil nemen om de literatuur na te lezen dan zijn ook daar genoeg tips te vinden om verbetering in vastgeroeste gewoontes aan te brengen die mede de oorzaak van de gebrekkige weerstand is.

Bij een besmetting van het lichaam met paratyfus bacillen zal er een competitie in de darm ontstaan met de andere in de darm aanwezige bacteriën. Een goede en gezonde darmflora zal zijn plaats niet zo makkelijk afstaan aan de nieuwkomers. Ook voor de darmflora geldt survival of the fittests. Ofschoon de meningen hierover ook uiteenlopen zijn er genoeg stemmen die zeggen dat het ondersteunen van de darmflora met goede darmbacteriën een plaats verdiend in een goed paratyfus management. Dat houdt dan in dat men op geregelde basis probiotica en prebiotica kan verstrekken.

De Salmonella bacterie is een belager die zoals bekend op vele plaatsen in het lichaam van de duif voor problemen kan zorgen. Normaal gesproken komt hij via de darm het lichaam binnen. Daar moet dus een eerste verdedigingslinie liggen die goed werkt. Een goed werkende darmflora speelt daarbij een belangrijke rol. Door nu de darmflora onder druk te zetten met antibiotica in de vorm van preventieve verstrekking, werkt men daar niet bepaald aan mee. De nadruk zou juist, om meerdere redenen, moeten liggen op een versterking van de darmflora. De antibiotica zouden we uit goed managementoogpunt zo veel mogelijk moeten beperken tot die gevallen waar bewezen is dat er noodzaak is deze te verstrekken. Dat betekent bij klinische uitbraken en bij uitscheiding van de bacterie via de darm. Het is aan U als liefhebber om de keuze te maken. Er zijn genoeg dierenartsen die vinden dat men gerust een kuur kan geven in het najaar. Er kunnen en aantal argumenten voor zijn op sommige hokken, maar op andere hokken zijn er meer argumenten tegen het kuren. Ik heb hier slechts de keerzijde van die medaille willen laten zien.


Succes,

Peter Boskamp