Virussen.
Enkele nieuwsbrieven geleden besteedde ik enige aandacht aan de virussen die de duivensport dit jaar harder leken te treffen dan voorheen. Ik liet enkele virussen summier de revue passeren waarbij ik de nadruk legde op de praktische consequenties. Deze nieuwsbrieven lieten een stroom van vragen over de diverse virussen los komen zodat het goed is de verschillende virussen de komende tijd wat nauwgezetter te bespreken.
Circovirus
Een van de virussen die in de duivensport voor problemen kan zorgen is het Circovirus (PiCV). Mogelijk dat dit virus een rol speelt bij het ogenschijnlijk krachtiger worden van diverse andere virussen. Het Circovirus is immers een virus dat zich in de afweercellen van de duif nestelt en van daaruit zijn schadelijke werking veroorzaakt. Feit is dat dit virus een van de partners is in het Syndroom Jonge Duiven Ziekte dat onze sport al vele jaren in toenemende mate plaagt.
Het Circovirus wordt pas sinds
eind vorige eeuw in Europa beschreven bij duiven. Voor het eerst werd het virus beschreven in Canada in 1986. De ziekte komt alleen voor bij jonge duiven van twee weken tot een jaar oud. De leeftijd tot vier maanden blijkt het gevoeligste te zijn.
Er is echter geen seizoensgebondenheid zoals bijvoorbeeld bij de klassieke adenovirose.
De sterfte bij nestjongen en pas gespeende jongen tot 8 weken oud kan oplopen tot 100%.
Het komt ook voor dat de sterfte minimaal is. De sterfte treedt dan op tot drie tot vier dagen na het begin van de ziekteverschijnselen.
Het staat vast dat het Circovirus zeer frequent voorkomt bij jonge duiven. Hoe de besmetting precies verloopt is niet bekend. Mogelijk is er een besmetting via de mest. Ook verspreiding via de poeder op de veren wordt als mogelijkheid beschreven.
Het is waarschijnlijk wel zo dat een meerderheid van de jonge duiven op het jongenduivenhok besmet raakt.
Gedacht wordt dat het virus de weerstand onderdrukt (immunosuppressie).
Veelal wordt het virus aangetoond in de begeleiding van andere ziekten. Het is dan ook de vraag of de gevonden afwijkingen bij sectie toe te wijzen zijn aan het virus of aan de begeleidende ziekten. Vaak zijn de begeleidende ziekten verantwoordelijk voor de sterfte. De onderdrukking van de weerstand is er de oorzaak van dat de secundaire infecties de kans krijgen zich te manifesteren.
Er is veelal een stressfactor nodig om het ziektebeeld te laten ontstaan.
Waarschijnlijk kan de ziekte in verband worden gebracht met een slechte algemene conditie van de duiven en sterfte bij nestjongen. Dit komt omdat virusvermeerdering plaatsvindt in de organen van het afweerapparaat. Het resultaat is dat de afweer tekort gaat schieten en er bijvoorbeeld geen goede reacties op entingen volgt.
Dieren die besmet zijn met het Circovirus kunnen als ze op jonge leeftijd besmet raken groeivertraging oplopen. Ze kunnen ineen zitten op het hok en verder een groot aantal andere verschijnselen vertonen afhankelijk van de secundaire infecties die optreden als gevolg van de onderdrukking van de afweer.
Mogelijk dat veel jongen de besmetting symptoomloos doormaken. Als de infectie op latere leeftijd plaatsvindt dan zijn de gevolgen van de besmetting beperkter. Bij sectie wordt vaak alleen een bleke of gezwollen milt gevonden, half vloeibare groene ontlasting en een groenverkleurde maaginhoud. In de bursa van Fabricius (een afweer orgaan bij de cloaca van de duif) worden insluitlichaampjes gevonden.
Met behulp van de PCR werd DNA van het virus aangetoond in de luchtwegen, nieren, lever, eierstokken en testis. Nu er ook virusDNA gevonden is in de embryo’s is overdracht van ouderdieren op de eieren niet uit te sluiten. Ook werd DNA van het virus aangetoond bij gezonde oude duiven.
Bij onderzoek bleek dat jonge duiven het virus wel meer dan 26 weken bij zich kunnen dragen. De duiven waarbij dit onderzoek werd gedaan vertoonden symptomen van de luchtwegen, braken, diarree en vermagering.
Diagnostiek
De diagnosestelling vond vroeger plaats aan de hand van het histologisch aantonen van de insluitlichaampjes (met behulp van microscopische coupes) in de Bursa. Tegenwoordig is er een gevoelige PCR test waarmee de virusdeeltjes in de cloaca, de Bursa van Fabricius, de lever en het bloed kunnen worden aangetoond. Onderzoek wijst uit dat het virus langer aantoonbaar is in de cloaca-uitstrijkjes dan in het bloed. Dit kan in de praktijk de diagnostiek vereenvoudigen.
Bestrijding
De Circovirussen blijken vrij resistent te zijn tegen veel gebruikte desinfecteermiddelen. Ze kunnen ook goed tegen hitte. Een half uur bij 60 graden Celsius kan het virus nog overleven.
Behandeling
De diagnose van deze ziekte is onder normale praktijkomstandigheden aan de hand van alleen de symptomen moeilijk te stellen. Nader onderzoek bij aanhoudende klachten die in de richting van dit virus zouden kunnen wijzen is dan noodzakelijk. Nadere diagnostiek is mogelijk geworden door de ontwikkeling van de gevoelig PCT test.
Een vaccinatie tegen deze ziekte is er (nog) niet. Dit maakt een behandeling van deze ziekte moeilijk. Ondersteunende therapieën waarbij ook getracht wordt de weerstand te ondersteunen moeten de ernst van de ziekte helpen indammen.
Bespreking
Wat zijn de praktische gevolgen van dit Circovirus?
Hoe komen ze er toch aan? Dat is een vraag die ik vaker hoor in de spreekkamer als ik de mogelijkheid bespreek dat de jonge duiven van een liefhebber wel eens besmet zouden kunnen zijn met het Circovirus. Een goede vraag. Het is niet altijd duidelijk waar een virus vandaan komt. Neem nou de griepvirussen. Door vermenging van de virussen van varkens, kippen en/of mensen kan plotseling een nieuwe variant ontstaan die in een keer veel meer schade kan gaan aanrichten. In wezens met een verminderde weerstand zal dit veel sneller optreden dan bij wezens met een goede afweer. Vandaar dat het idee wel eens geopperd is dat het oneigenlijke gebruik van cortisonen in de vorige eeuw er toe heeft bijgedragen dat in het geval van het Circovirus dit makkelijker binnen kon komen bij de duiven en zich heeft kunnen handhaven. Immers deze cortisonen verminderen de afweerreactie van het lichaam van de duiven met genoemde gevolgen.
Feit is dat het massaal aanwezig is bij de duiven. Immers onderzoek toont aan dat bij zeer veel, ook oudere duiven, het genetisch materiaal van dit virus aanwezig is. Dat wil niet altijd zeggen dat de duiven dan ziek moeten worden, maar het geeft wel te denken. De Belgische onderzoeker Tavenier kwam bij een screening uit op ca 19% besmette jongen duiven. In de maanden maart, april en mei was het percentage besmette dieren het grootst namelijk tussen de 25-31%
Een behoorlijk deel van de jonge duiven komt dus in aanraking met dit virus. Dit leidt niet altijd tot ziekte. Een onderzoek waarbij getracht werd de duiven kunstmatig te infecteren leverde niet het gewenst effect op. Blijkbaar moet er dus een stressfactor bijkomen willen de duiven ook daadwerkelijk ziek worden door dit virus. En aan die voorwaarde wordt natuurlijk in de duivensport makkelijk voldaan. Zeker als de infectiedruk van het virus hoog is. In de opleer- en reismanden, maar ook door het bijplaatsen van jonge duiven op het jongenhok komt er een stressmoment. Het virus kan dan zijn kans grijpen en tot uiting komen en de duiven ziek maken.
Het tijdstip waarop het virus de duif bereikt is van groot belang voor het verloop van een mogelijke infectie. Immers ook een afweerorgaan moet zich nog ontwikkelen. Bij duiven is dit het geval gedurende het eerste levensjaar. Als het virus kort na de geboorte zijn weg naar de duif weet te vinden dan zal het schadelijke effect vele malen groter zijn dan wanneer dit op latere leeftijd gebeurt. Immers op jonge leeftijd is het afweerorgaan nog maar matig ontwikkeld.
Ook een afweerorgaan moet zich namelijk ontwikkelen net als alle andere organen. Vanuit de Bursa van Fabricius, dat kleine orgaan naast de anus worden als het ware de afweercellen over het lichaam verdeeld. Dat maakt het ook begrijpelijk dat als de infectie op hele jonge leeftijd plaatsvindt de gevolgen veel ernstiger zijn. Ik heb ooit een vergelijking getrokken met een ontplofte kruitkamer. Als alle cellen (kruit) verdeeld is zal het effect van een ontploffing geringer zijn dan wanneer alle kruit nog centraal opgeslagen ligt.
Als de infectie met het Circovirus een feit is dan zijn de rapen gaar. Allerlei infecties die normaal met een fluitje van een cent zijn op te lossen blijken nu in een keer veel meer problemen op te leveren. De dieren zijn plotseling veel vatbaarder voor al die bijkomende infecties. Al deze infecties kunnen de weerstand nog verder onderdrukken waardoor de sterfte (niet direct door het virus maar) door deze bijinfecties hoog kan oplopen.
Jonge duivenziekte
We spreken de laatste jaren eerder over jonge duivensyndroom dan over “Coli”.
In de jaren negentig was het vooral het Adenovirus dat al dan niet in combinatie met de E. coli voor problemen kon zorgen. Nu zien we toch vooral menginfecties waarbij de ene keer het Herpesvirus op de voorgrond treedt en een andere keer het Adenovirus al dan niet in combinatie met de E. Coli.
De behandelingen die vroeger snel succes hadden blijken in sommige gevallen nu veel minder effectief.
De oorzaak zou daarom best wel eens gelegen kunnen zijn in een onderliggende infectie met het Circovirus. Door dit virus zouden die andere virussen die vroeger voor minder problemen zorgden (ik denk hierbij dan vooral aan het Herpesvirus) zich ook wel eens hebben kunnen aanpassen vanwege de verminderde afweerreactie van de duiven. Sedert 2005 signaleren we immers een jaarlijks toenemend Herpesvirus-probleem bij de jonge duiven. Hopelijk kunnen we binnenkort tegen dit virus gaan vaccineren zodat de problemen met het Jonge duivensyndroom iets meer beheersbaar worden. Ik denk overigens niet dat dit geheel op te lossen is met een enkele enting tegen het Herpesvirus zolang er nog geen vaccin is tegen het Circovirus. Maar beter iets dan niets.
Paramyxoenting
Het risico van een besmetting met het Circovirus is dan ook een van de redenen dat entingen voor o.a. paramyxovirose liefst al op jonge leeftijd (lees niet ouder dan ca. 5 weken) dienen plaats te vinden. Immers als een duif dan nog niet besmet is zal de afweerreactie van de duif zorg dragen voor een goede bescherming (immuniteit) tegen het Paramyxovirus. Als echter de jonge duif tegen een besmetting met het Circovirus is aangelopen zal de reactie op de enting maar matig tot nihil zijn. Immers het Circovirus nestelt zich immers bij voorkeur in de afweercellen van de duiven waardoor de reactie van deze cellen niet of nauwelijks kan plaatsvinden. Sterker nog deze afweercellen sneuvelen door de infectie met het Circovirus. Dat betekent in het geval van de paramyxo-enting dat deze niet of nauwelijks aanslaat. De duiven kunnen dus wel degelijk dan nog verschijnselen van paramyxo krijgen. Natuurlijk zijn we er dan met zijn allen als de kippen bij om te roepen dat de entstoffen niet deugen. Maar in deze gevallen ligt het daar dan dus niet aan. Het ligt aan die vermaledijde infectie door dat Circovirus. Dat is dan ook een reden dat ik in een aantal gevallen aanleiding zie om te adviseren de duiven twee keer te vaccineren tegen Paramixovirose.
Maar ook als we willen vaccineren tegen andere ziekten dan paramyxovirose kunnen we dat om dezelfde redenen liefst ook zo vroeg mogelijk doen. Een uitzondering is de pokkenvaccinatie deze moet in principe vanwege de entreactie liefst niet voor de 5de week plaatsvinden.
Doordat het virus mogelijk kan overleven in de ademhalingsorganen van oude duiven kan het virus op het hok aanwezig blijven. Dit zou dan ook de reden kunnen zijn dat liefhebbers langere tijd last hebben van als dan niet grotere sterfte onder hun jongen (op het kweekhok). Als er bacteriologisch en anderszins geen duidelijkheid kan worden verkregen, omdat bijvoorbeeld alleen E. coli of streptococcen in dergelijke gevallen gevonden worden, dan kan het aantonen van het Circovirus soms wel helderheid verschaffen. Daarmee is weliswaar het probleem niet opgelost. Immers het betreft een virusinfectie en daar zijn nagenoeg geen medicijnen tegen. Een dergelijk onderzoek kan wel verhelderen waarom ingezette medicijnen geen gewenst resultaat geven.
Omdat een infectie met het Circovirus kan leiden tot tegenvallende vluchtprestaties dienen we er voor te zorgen dat de infectiedruk van dit virus zo laag mogelijk blijft. Dit kan dan door de hygiëne te verbeteren, maar we moeten ons wel realiseren dat dit virus zich weinig aantrekt van hoge temperaturen en een aantal veel gebruikte desinfecteermiddelen. Desinfectie kan dus kunnen helpen maar zal niet zaligmakend zijn.
Hetzelfde geldt voor antibiotica. Het betreft een virusinfectie en virussen zijn niet gevoelig voor antibiotica. Met antibiotica kunnen we wel de bijkomende infecties bestrijden met het Circovirus zelf niet.
Alles moet er dus vooral op gericht zijn de weerstand van de duiven zowel oud als jong zo hoog mogelijk te houden. Zeker nu het meer dan waarschijnlijk is dat er een stressmoment bij moet komen om het aanwezige virus actief te laten worden is het verhogen van de weerstand, daar waar we kunnen, van groot belang.
Nu we in het najaar zitten is het dan ook van belang te zorgen dat we de duiven optimaal ondersteunen tijdens de rui. Maar ook onderzoek laten verrichten na de rui om te zien of er geen banale infecties aanwezig zijn die de weerstand van de duiven continue op de proef stellen.
Zoals bekend ben ik een grote voorstander van een natuurlijke ondersteuning van de afweer van de duiven. Door hier tijdig mee te beginnen kunnen we op zijn minst proberen om de infectiedruk van de virussen die onze duiven de laatste jaren bedreigen zo veel mogelijk helpen te verlagen. Op die manier kunnen we tijdens de kweekperiode mogelijk voorkomen dat de jonge duiven wederom op jonge leeftijd besmet raken waardoor de hele geschiedenis weer van voren af aan begint en voor de betroffen liefhebbers weer een teleurstellend duivenjaar voor de deur staat.
Jonge duivenziekte kan dus beschouwd worden als een syndroom waarbij meerdere ziekten een steentje bijdragen. Veel van deze ziekten zouden dus wel eens voor open doel kunnen scoren doordat het Circovirus de afweer ondermijnt.
Het is dus enerzijds zaak om deze secundaire infecties zoals E. coli, coccidiose, wormen, trichomoniasis weinig kans te geven. Deze infecties kunnen we immers wel bestrijden. Anderzijds is het zaak de weerstand te ondersteunen en waar mogelijk te vaccineren tegen de andere virussen die de jonge duiven bedreigen. Het is te verwachten dat binnenkort een vaccin tegen het Herpesvirus beschikbaar komt waardoor we al een van de sluipmoordenaars uit jet jongenduivenziektesyndroom mogelijk onschadelijker kunnen maken.
Natuurlijke aanpak met als doel de weerstand te ondersteunen.
Ik heb in vorige nieuwsbrieven ook al aandacht besteed aan het feit dat het najaar de beste tijd is om serieus werk te maken van een ondersteuning van de algemene gezondheid van de duiven middels natuurlijke aanpak. In november komt naar alle verwachting de catalogus gericht op de natuurlijke aanpak van Bony farma uit.
De afgelopen weken heb ik van meerdere liefhebbers de vraag gekregen om een schema te verstrekken hoe ik adviseer om de duiven tijdens de rui zo optimaal mogelijk natuurlijk te ondersteunen.
Hoewel ik van menig ben dat ieder hok anders is en zijn specifieke aanpak vraagt heb ik inmiddels een schema samengesteld dat op aanvraag beschikbaar is. Ik zal het de komende weken ook op onze website vermelden:
Succes
Peter Boskamp